U bent hier:

Standpunt inzake nieuwe rechtsvorm BVm

Wat is de mening van FBNed over bijvoorbeeld de kabinetsplannen of het openbaar aandeelhoudersregister?
Wat maakt dat beleid of wet- en regelgeving anders uitpakt voor familiebedrijven?
In hoeverre is er sprake van een gelijk speelveld voor familiebedrijven t.o.v. andere ondernemingsvormen?


Over deze en andere relevante vragen neemt FBNed regelmatig standpunten in en brengt deze onder de aandacht bij politici en beleidsmakers. HIeronder vind je onze standpunten.

29/04/2021

Ondernemingen met een maatschappelijke missie kunnen bij het kiezen van hun rechtsvorm nu een extra keuze maken. Deze ondernemingen verrichten teveel commerciële activiteit om hun onderneming in de vorm van een stichting te gieten. Hierdoor is het lastiger om de winsten uit te keren. Daarentegen wordt een BV vaak gezien als een uitsluitend commerciële organisatie. Dit past weer niet bij het imago dat dergelijke ondernemingen willen uitstralen. De oplossing: een aparte juridische erkenning voor maatschappelijke ondernemers. Als belangenbehartiger van het Nederlandse familiebedrijf begrijpen wij de gedachte om, in navolging van andere Europese landen, een rechtsvorm te implementeren voor deze ondernemingen die een maatschappelijk doel voorop willen stellen.

Twee uitgangspunten zijn voor ons cruciaal:

  • Lange termijn borging: Deze ondernemingen dienen hun maatschappelijke doelstelling boven aandeelhouderswaarde te stellen. Zowel de doelstelling als het bijpassende gedrag moeten op de lange termijn geborgd zijn.
  • Geen oneerlijke concurrentie voor duurzame andere bedrijven: De voordelen die een BVm krijgt of gaat krijgen geven een concurrentievoordeel ten opzichte van andere ondernemingsvormen. Dit voordeel moet rechtvaardig zijn ten opzichte van familiebedrijven die niet in het kader van een BVm passen maar wel als familiebedrijf de meest duurzame ondernemingsvorm hebben die bestaat. Familiebedrijven hebben geen einddatum. Overdragers willen hun kinderen niet opzadelen met de erfenis van hun beslissingen. Het familiebedrijf dat zowel de bezittingen als de waarden wil doorgeven aan de volgende generatie past bij de ambitie voor een meer duurzame economie die ook sociaal is.

In het voorstel zien wij drie belangrijke gebreken die bovenstaande uitgangspunten bedreigen:

1) Geen garantie voor langetermijnfocus op de maatschappelijke doelstelling
De aanzet biedt ondernemingen verscheidene routes om het predicaat ‘maatschappelijk’ af te werpen en (weer) gewoon een BV te worden. Als de BVm slechts een label zou zijn, dan is het begrijpelijk dat je het ‘op kunt zeggen’ of kunt ‘verliezen’. Een inherente waarde van ondernemingen die ‘impact first’ zijn, is echter dat deze focus geen tijdelijk karakter kent. Het is geen marketingtruc om in de opstart- en groeifase klanten mee te werven en daarna het label af te werpen.

2) De winstbestemming is open en onderhandelbaar
De aanzet laat het bepalen van de winstbestemming over aan de onderneming en de aandeelhouders. Als referentiepunt wordt genoemd om het merendeel van de winst toe te laten komen aan het maatschappelijke doel en om aandeelhouders te compenseren voor genomen risico kan hiervan afgeweken worden. Onduidelijkheid over en onderhandelbaarheid van de winstbestemming stroken niet met de keuze om ‘impact first’ te ondernemen en maakt de BVm weinig onderscheidend van andere rechtsvormen. De aanzet van de BVm helpt ondernemingen daarmee niet om het maatschappelijke doel in de praktijk boven aandeelhouderswaarde te stellen.

3) Geen borging van daadwerkelijke focus op de maatschappelijke doelstelling
De aanzet biedt stakeholders rond de onderneming de mogelijkheid om een onderneming aan te spreken en eventueel naar de rechter te stappen als de onderneming onvoldoende bij zou dragen aan de maatschappelijke doelstelling. De aanzet van de BVm vaart daarmee op de illusie dat ‘de markt’ er wel voor zal zorgen dat maatschappelijke ondernemingen trouw blijven aan hun missie. Als een onderneming een maatschappelijke doelstelling centraal heeft staan, dan is het toch aan de onderneming om zorg te dragen dat die doelstelling nagestreefd wordt en niet aan externe stakeholders?

Wij steunen de gedachte van de ondernemingsvorm BVm. Echter, om greenwashing en tijdelijk oneigenlijk gebruik te voorkomen, met oneerlijke concurrentie als gevolg, verzoeken wij om meer afbakening en strengere eisen.

Leden